Problematiek gasturbines in het Federaal Technisch Reglement en C10/11
De Europese Network Code Requirement for Generators (NC RfG) Artikel 13 bepaalt de toelaatbare daling van het actief vermogen in functie van de frequentie. Deze eis wordt de transmissienetbeheerder opgelegd om ervoor te zorgen dat productie-eenheden in geval van een ernstig netincident, met een daling van de netfrequentie, het net minimaal zouden kunnen blijven ondersteunen. De eis bestaat uit een curve met het actief vermogen in functie van de frequentie (Artikel 13 (4)) en referentieomgevingscondities (temperatuur, hoogte en vochtigheid)(Artikel 13(5)).
Deze eis is fysisch problematisch voor gasturbines. Een verminderde netfrequentie zorgt voor een lagere draaisnelheid van de turbine met als gevolg een lagere luchtdebiet door de turbine en een verminderd vermogen. Bijkomend wordt, in de Belgische implementatie van de netwerkcodes, een referentietemperatuur van 25°C gebruikt, 10°C hoger dan de ISO-condities die het nominaal vermogen van de turbine aangeven, wat een belangrijke impact heeft op het leverbaar vermogen van de gasturbine.
Het probleem werd zowel op Europees niveau als tijdens de Elia-consultatie en de C10/11 consultatie aangehaald. We verwijzen voor meer detail naar het standpunt van sectororganisatie EUTurbines. Concreet is hun standpunt dat de implementatie van de Elia en het Implementation Guidance Document (IGD); Maximum Admissible active power reduction at low frequencies (ENTSO-E, 31 January 2018), waarnaar Elia verwijst, afwijkt van de NC RfG. Hierbij leggen NC RfG en de Europese (pre)normen (preEN 50549-1 en preEN 50549-2) geen tijdsframe op waarbinnen de productie-eenheden aan de vereisten moeten voldoen. Daarnaast bepaalt de NC RfG dat er bij deze eis rekening gehouden wordt met de technische capaciteiten van de productie-eenheden.
Het IGD verwijst hiervoor naar de UK waarbij reeds verschillende jaren de referentie van 25°C van toepassing is. Echter, ook zij leggen geen tijdsframe op waarbinnen de vereisten voldaan moeten worden. Daarnaast zorgt deze eis ervoor dat investeerders allerlei bijkomende maatregelen moeten nemen. Deze maatregelen kunnen ervoor zorgen dat het vermogen van de gasturbine (tijdelijk) opgedreven wordt maar hebben een langere reactietijd, waardoor deze in kritische situaties niet het gewenst effect kunnen hebben. Dit is bovendien een eis die in de praktijk niet getest kan worden. Het is praktisch niet haalbaar om dergelijk netincident na te bootsen. De fabrikanten kunnen bijgevolg ook geen garanties leveren over de werking van de turbine bij dergelijke condities. Hierdoor riskeert men door de bijkomende maatregelen het natuurlijk gedrag van de gasturbine gaan forceren met een reëel risico op een flame-out en stop van de gasturbine als gevolg. Dit zou het incident gevoelig kunnen verergeren. We vragen daarom dat de regelgeving rekening houdt met de intrinsieke capaciteiten van de verschillende technologieën, zoals bedoelt in NC RfG Artikel 13(5). Hieraan wordt tegemoet gekomen indien men bij deze vereisten voor gasturbines een referentietemperatuur van 0°C zou gebruiken.
Conclusie: de huidige implementatie van deze eis zorgt voor een bijkomende kost bij gasturbine-projecten, geeft geen garantie op effectiviteit en geeft de netbeheerders een verkeerde inschatting van de problematiek.